Wat is een bladmuziek?
Bladmuziek is een hulpmiddel om muziek in geschreven vorm te bewaren en om muziekcomposities vervolgens weer uit te kunnen voeren. Deze vastlegging wordt ook wel muzieknotatie genoemd.
Bladmuziek maakte dat muziek niet langer van generatie op generatie hoefde te worden doorgegeven als volksmuziek, maar dat de muziek op papier kon worden vastgelegd. Dat betekende dus ook dat een evolutionaire verandering van muziek niet vanzelfsprekend meer was.
Daar staat tegenover dat bladmuziek grote partituren hebben mogelijk gemaakt, doordat componisten meerdere partijen konden componeren die naast elkaar / door elkaar speelden.
Een partij is bladmuziek voor één instrument. Alle partijen bij elkaar heten een partituur.
Geschiedenis bladmuziek
Er zijn bewijzen gevonden dat er in de oudheid al aan muzieknotatie werd gedaan
– In het huidige Irak is een klei-tablet met spijkerschrift ontdekt waarop een muziekstuk lijkt te staan in een driekwartsmaat, bedoeld om te spelen op een lier. Hoe het gelezen moet worden is nog niet echt ontcijferd. Deze kleitablet dateert van zo’n tweeduizend jaar voor Christus.
– Ook de oude Grieken hadden al bladmuziek gemaakt. Dit was ook vóór het begin van de jaartelling, namelijk vier tot zes eeuwen voor Christus. Hoewel dit is geschreven op papyrus zijn er verscheidene stukken bewaard gebleven, zij het gefragmenteerd. Uit deze muzieknotatie schijnt inspiratie gehaald te zijn voor het latere muziekschrift.
Het huidige bladmuziek is niet ontstaan uit bovenstaande muziekschriften, maar het is ontwikkeld in Europa in de vroege Middeleeuwen. De katholieke kerk wilde graag dat in alle kerken dezelfde gezangen en bijbehorende muziek gespeeld en gezongen werd. Dan is een manier van vastlegging van die muziek een logische stap.
Het eerste bekende notenschrift is dan het Neumenschrift. Het neumenschrift is niet geheel en al vervangen door de huidige bladmuziek. In de (oude) Rooms Katholieke gezangen kan het nog gebruikt worden.
Met het ontstaan van meerstemmige muziek in Gregoriaanse gezangen voldeed het neumenschrift niet meer. De zangers hadden moeite met het onthouden van de toonhoogtes en dus ontstond er behoefte aan een betere vastlegging van de onderlinge toonhoogtes van die verschillende stemmen.
Guido van Arezzo onderkende deze wens in ongeveer 1.000 na Christus en ontwierp zijn eigen muzieknotatie. Deze muzieknotatie is de start van de bladmuziek zoals we die nu kennen. In de eeuwen daarna zijn er enkele kleine aanpassingen geweest.
Hoe ziet bladmuziek er uit?
Per instrument of zang kunnen er afwijkingen optreden qua notatie. Bij drummen helemaal.
Standaard bladmuziek bestaat uit:
- een notenbalk, bestaande uit vijf horizontale lijnen die de hoogte van een klank aangeven. Overigens kan het vóórkomen dat een noot niet op de notenbalk past. Dan wordt er door de noot die boven of onder de notenbalk zweeft één of meer streepjes gezet.
- Bladmuziek begint met een muzieksleutel op de notenbalk. Een muzieksleutel legt de toonhoogte van een noot op die lijn. De sleutel bepaalt op deze manier de toonhoogte van alle noten die erna komen, tot aan een eventuele nieuwe sleutel. De sleutel ligt op één lijn van de notenbalk, waarop de door de sleutel bepaalde toon ligt. Er zijn drie muzieksleutels:
- een sleutel voor lage stemmen: de f-sleutel ( )
- een sleutel voor het middengebied: de c-sleutel ( );
- een sleutel voor hoge stemmen: de g-sleutel ( )
- Vervolgens staat er een breuk. Een muziekstuk is opgedeeld in stukjes, maten genoemd. In elke maat zitten evenveel tellen. Aan het begin van het muziekstuk staat op de notenbalk de maatsoort. Dit zijn twee getallen boven elkaar, waarbij het bovenste getal aangeeft hoeveel tellen er in de maat zitten. Het onderste getal geeft de ‘teleenheid’ aan, dat wil zeggen welke noot er één tel is. Zo is 4/4 een vierkwartsmaat waarbij vier kwartnoten in een maat passen en ¾ een driekwartsmaat waarbij drie kwartnoten in een maat passen (bijvoorbeeld bij een wals). Bij een 3/8 maat passen er drie tellen in een maat, waarbij elke tel een achtste noot is. Er gaan hier dus drie achtste noten in een maat. De maatsoort kan overigens ook wijzigen tijdens het muziekstuk. Dit staat dan vermeld op de notenbalk.
- Als er een maat voorbij is wordt er een verticaal streepje gezet door de notenbalk, dat is de maatstreep.
- muzieknoten die de lengte van de desbetreffende toon aangeven door hun vorm en de toonhoogte door hun positie op de notenbalk.
- Kruisen en mollen. Je hebt hele en halve toonafstanden. Die halve toonafstanden worden aangegeven door kruizen en mollen aan een noot vooraf te laten gaan, die daarmee verhoogd of verlaagd wordt.
Bij piano speel je met twee handen en dan heb je dus ook twee notenbalken. Bekijk dit voorbeeld met piano erbij voor de verduidelijking
– Voorafgaand aan een muziekstuk wordt aangegeven hoe hoog / laag het tempo ligt van een muziekstuk. Dit wordt aangegeven in beats per minute over en over het algemeen aangebuid als een getal met m.m. (Maelzels Metronoom) daarachter. Om dit goed weer te geven kun je gebruik maken van een metronoom.
Verschillende muzieknoten
Een hele muzieknoot duurt in beginsel 4 tellen (zie boven). Een noot bestaat vaak uit een:
- Bol. Bij een hele of halve noot is die open bij een kleinere noot is het een massieve noot
- Een verticale streep, stok genaamd. Voor alle noten behalve de hele noot. Deze kan vanuit het bolletje naar beneden of naar boven gaan
- Een vlag aan de stok. Dat wil zeggen voor achtste noten. Mochten er meerdere achtste noten achter elkaar komen, dan worden deze meestal verbonden met een waardestreep in plaats van een vlag. Een zestiende noot heeft twee vlaggen, een twee-en-dertigste noot heeft drie vlaggen.
Hieronder staat allerlei bladmuziek.